Cabeza was zijn naam, alleen zijn vrouw en kinderen mochten hem Juan noemen. Hij was de patriarch van het lage deel van de Barrio Alto. Het lage deel was alles vanaf de havenkade tot aan waar de straten beginnen te hellen. Dat was Cabeza’s simpele, maar duidelijke geografische omschrijving van zijn territorium. ‘Al mijn familie woont op vlak land.’ Zei hij vaak trots. Hij was de nachthavenmeester van El Puerto.
Cabeza had niet alleen een groot hoofd, maar ook een imposante grote oude metallic blauwe Mercedes die hij als enige in de stad driedubbel midden of desnoods dwars op de havenstraat mocht parkeren. Hij had een grote kromme stok van olijvenhout met een grote gouden knop erop. Ook Cabeza’s hart was heel groot. Tenminste, dat zei hij zelf altijd. En iedereen beaamde dat natuurlijk. Want tegen Cabeza zeg je geen nee.
Ik raakte een soort van bevriend met Cabeza. Hij dacht dat ik een Zweedse was en na 4 pils een Duitse. Ik ging daar niet tegenin. Zodra ik naast hem ging zitten in Bar Manolo, 2e stoel rechts naast de deur, was het raak. Dan rolden de verhalen over vroeger als een zaterdagmiddagvullende film uit Cabeza’s grootsprakige mond vol gouden tanden. Hij vroeg mij nooit iets, maar dat deerde niet. Ik warmde me aan zijn onuitputtelijke verhalenstroom en bulderende lach. Soms zong hij, vals en schor, maar tot ver onder ieders huid. Nooit maakte hij een couplet of refrein af.
We kauwden op kleine stukje gedroogde tonijn met zware, houtige oloroso uit het vaatje van Manolo.
Cabeza beloofde me op een goeie dag dat mij nooit meer iets zou gebeuren in zijn stad. Niet dat me ooit al iets was overkomen, maar volgens Cabeza en zijn neven, was ik een doelwit op twee benen dat dringend bescherming behoefte. Geholpen door de drank, zag ik daar een prachtige romantiek in.
Er hingen voorwaarden aan de veilige armen van Cabeza’s clan. Nee, ik werd niet verkocht of ergens voor het raam gezet, maar ik merkte dat mijn omgang met Cabeza al snel tot sociale beperkingen leidde. Zo werd ik bijvoorbeeld een week later op het matje geroepen omdat ik eten had gehaald bij de Colombianen om de hoek. Dat mocht niet meer gebeuren. Als ik honger had, moest ik maar bij Cabeza’s vrouw aankloppen. Die azou me ook wel leren koken en die wist ook nog wel een man voor me waar ik dan voor zou kunnen koken.
Enkele dagen later sprong Cabeza’s oudste zoon een Amerikaanse vriend op de nek, die een arm om me heen sloeg in een kroeggesprek. Van schrik zei ik tegen Juan junior dat het m’n neef was. Open deur. Maar ook weer niet, want mijn vriend was hartstikke zwart en ik hartstikke blank. Cabeza was in alle staten. ‘Jij hebt je bloedeigen familie op bezoek uit Zweden en je zegt mij niets? Je stel ze niet aan mij voor?’’ Diezelfde avond zat ik samen met mijn zwarte neefvriend op de patio van Cabeza’s familiehuis, met 30 neven en nichten rondom een vat mooie oude oloroso dat toevallig die week met zes vaten sherry van de vrachtwagen was gevallen bij Pedro Jimenez. Cabeza draaide Boney M met heel veel trebble op zijn ontplofte jacuzziboxen en vloog mijn neef bij elk glas oloroso om de nek. ‘Dat is ook een neger!’’ gilde hij en sloeg vrolijk met zijn stok de maat. Toen mijn neef, die ook niet goed tegen oloroso in de zon kan, ook ging dansen, was er alom respect. ‘Hij heeft ritme voor een neger!’ riep Cabeza enthousiast. Bij het uitgaan, in de vroege ochtendgloren, klopte Cabeza mijn nieuwe neef vaderlijk op zijn rug: ‘Ik laat normaal gesproken geen zwarten in mijn huis, je bent de eerste. Als je niet haar neef zou zijn, zouden we je het ziekenhuis ingeschopt hebben. Welkom in mijn familie!’
Ik pinkte een traantje weg van ontroering. Mijn neef zei op de terugweg met dikke tong: ‘Ik heb me nog nooit zo blank gevoeld als vanavond.’
Ik moest hier dagen over nadenken. Discriminatie, hoe zat dat ook alweer?
De patriarch, zijn neven en mijn neef
Eén reactie op “De patriarch, zijn neven en mijn neef”
-
Woehaha, The Godfather Part VI!! We want more we want more we want more…
LikeLike
Plaats een reactie