9.50 uur. Koffie? Bromt Paco terwijl hij al een kopje voor mijn neus zet. Ik brom een bedankje. Wakker worden met een kop koffie in Paco’s koffiehuis is een ritueel proces geworden van zo’n drie slokken lang. Sinds vorige week krijg ik al een vast tafeltje, links bij het raam naast de keuken waar oorverdovend pannengekletter en Maria’s stem (ooit visverkoopster) de opmaat geven voor de komende kakofonie.
10.00 uur. Dan barst het leven los in Paco’s bar; de mannen en vrouwen van de vismarkt, de huisvrouwen met hun tassen vol vis en groenten, de schreeuwerige lootjesverkoopster die net doet alsof ze doof is en half blind, de oma’s met oppaskleinkinderen, hun schoonmoeders, keeshonden. Vier slokken en mijn klein glaasje hete, bitterzoete koffie is op. De luiken van mijn ogen knarsen open en de watten in mijn oren verdwijnen als sneeuw in de Andalusische zon. En elk ochtend vraag ik me af waarom Andaluciërs altijd en overal te laat komen, behalve bij hun stadsontbijt, of een buurtfeest of feria.
De herrie die zo’n 150 havenbewoners maken in een grote, betegelde ruimte vol kletterend servies, schuivende stoelpoten en stomende koffieapparaten uit de jaren 60, is niet te omschrijven. Het is zo oorverdovend dat mijn hersenen zich in alle bochten wringen om de decibellen buiten te houden. Na de tweede kop koffie van Paco en een lauw-warme Serranito met een gegrilde groene peper en een flitterdunne plak kurkdroge, zoute Serranoham, wordt de herrie draaglijk, op het aangename af.
Klokslag 10.20 stroomt de betegelde koffiehal van Paco weer leeg, alsof er een noodevacuatie plaatsvind op een zinkend schip, haast iedereen zich tegelijk naar de kassa en de uitgang. De vloer is bedekt met een tapijt van gefrommelde servetjes. De stad gaat weer aan het werk. Alles rondom het plein was het afgelopen half uur opgeslorpt door de herrie van stomende koffieapparaten, nurkse obers, kwekkende huisvrouwen, gillende kinderen en marktkooplui, bankmedewerkers en kledingverkoopsters. De winkels gingen altijd te laat open in El Puerto en zelfs bij de Catalaanse en Madrileense banken stond altijd wel iemand aan een gesloten glazen deur te rammelen. Niemand die er iets van zei, behalve een onwennige toerist die in de stress schoot omdat de openingstijden van alles in deze stad niet klopten met zijn nieuwste reisgids. Maar wie eenmaal tussen 9.50 en 10.20 bij Paco was geweest, begreep dat er hier hogere machten speelden dan die van arbeidsvlijt en klantgerichtheid. Massaal ontbijten in de kroegen van de stad was een oeroude, sociale dorpsgewoonte, uit een tijd waar iedereen elkaar nog kende. Ondanks de snelle groei van het stadje, de oprukkende winkelketens, hotels en Catalaanse banken, de groeiende groep migranten, de krimpende kleinschalige vissersvloot, de industrialisering van de zoutvelden rondom de stad: Het stadsontbijt in Pacos koffiehuis bleef heilig als de hoogmis en de Feria en alle vissersheiligen uit de zee zelf.
Dit dagelijkse tafereel in de talloze bars en koffiehuizen van deze stad, was niet zomaar een hardnekkige, oude dorpsgewoonte, maar ook een statement van authenticiteit en eigengereidheid: Wij nemen 30 minuten voor onszelf, samen, om heel even, als gelijken te verzuipen in onze eigen herrie, Paco’s koffie te proeven en dan het leven weer op te pakken.
Het geheim van de populariteit van Paco’s koffie, vertelde hij mij jaren later, bleek een snufje zout. ‘Daarom komen de vissers en de oudjes hier zo graag; die proeven de zee in mijn koffie en de zee verbindt ons allen.’ Zo had ik koffie nooit eerder bekeken.
In prachtige bewoordingen treft deze schrijver de bezieling van de Portuenses (inwoners El Puerto de Santa Maria):
«Existe en El Puerto una herencia espiritual, pero no un patrimonio de raza. El Puerto no es la estirpe, no es la raíz o tronco de una familia. La ciudad tiene más de alambique y de molde, que de cuna. En cuanto corre por la sangre un miligramo de sal marina de la que satura el ambiente o una gota del vino sutil de estas soleras que sin embriagar adormece, El Puerto ha realizado su conquista. Un hijo de castellanos cántabros, nacido aquí, dirá siempre que es portuense. Dirá lo mismo que el nieto del inglés o de otros extranjeros. El ambiente penetra, domina y caracteriza cuanto se le entrega.»
Mariano López Muñoz

Plaats een reactie