Je kunt je afvragen of het slim is om tijdens de ramadan en de heetste week van het jaar naar de Emiraten te gaan. Als je op zoek bent naar een ultieme ervaring in de zin van ‘ik bezoek een andere planeet’ – zeg ik: doen! Als je krap bij kas zit en net als ons met een mini-budget in het buitenland verhalen wil verzamelen, zeg ik: doen! Dubai is hel en paradijs tijdens de ramadanmaand. En overwegend bevolkt door gastarbeiders. Of zoals onze eerste taxichauffeur Sahid al zei toen we ons hardop verbaasden over de rustige snelweg: ‘All the white people are gone, M’dame.’ En zo was dat.
De drukkende zomerhitte maakt van Abu Dhabi en Dubai letterlijk andere planeten. Stille uitgestorven zes-baans wegen, een betonnen jungle bedekt door een fijn laagje stof en omhuld door het ronken van tienduizenden airco-systemen, hoog in de lucht. Pas toen ik na drie dagen een allereerste uitgemergeld stadsmusje zag nippen van het zwembadwater op het hotelddak, besefte ik dat ik nog nergens eerder vogels had gezien. En ook geen bijen, vlinders, honden, katten. In Dubai wonen alle vogels en insecten op de golfbaan en de naar schatting 75.000 huisdieren blijven binnen met die hitte. De stad is in juli en augustus te heet voor dieren, behalve mensendieren. Als de airco hier weg zou vallen, zou de helft van de mensen gillend weghollen, op zoek naar een ander land om geld en carrière te doen groeien.
In Dubai zijn amper 65+ers te bekennen. Behalve een enkele bejaarde Arabier, of een senior vakantieganger. De Westerse expats die een groot deel van Dubai bevolken mogen niet blijven om van hun welverdiende pensioen te genieten, maar worden voor pensionista-leeftijd naar een zonnig Europees land geschoten, of keren terug naar hun thuisland. Deze voortdurende verversing van arbeidskrachten geldt zowel voor de gastarbeiders, als voor de expats. Dat maakt de sociale structuur in een land waar 9 van de 10 inwoners buitenlands is, een land van twee generaties, zonder zwakkeren, zonder rollators of 65+ kortingskaarten.
We verdwalen in de nieuwe wijken van Marine area met Kaleem, Pakistaanse taxichauffeur sinds 8 jaar en nog steeds geen gevoel voor richting. Hij vertelt hoe hij voor 2.000 euro elke twee jaar een nieuwe werkvergunning moet aanvragen en dat dit zijn laatste ronde zal zijn, omdat hij met zijn 54 jaar te oud wordt. Kareem ziet zijn gezin – vrouw en vier kinderen – eens per jaar en stuurt bijna al zijn loon naar Pakistan. Aan gezinshereniging moet hij niet denken. Dubai is mooi, maar niet zijn thuisland. Kareem woont samen met 4 collega’s uit zijn geboortestad op een kamer in het oude Centrum Bur Dubai. Als ik naar zijn leefomstandigheden vraag, begint hij alle attracties en beroemde taxiklanten op te dreunen, alsof er een andere plaat op gaat.
In het hartje van het ultra hippe en nieuwe stadsdeel Marine Bay spelen architectonische wondertjes van wolkenkrabbers in glas, zand- en terra kleuren met het avondlicht. Hier is ramadan ver weg. Een gelige stoflaag kleurt de lucht smoezelig in de hele stad, maar hier lijkt het zelfde stof van puur goud. De mensen op straat zijn mooi en zelfverzekerd en schaarser gekleed dan aan de andere kant van de stad. Ik begrijp niet hoe mensen bij 50C in de zon en een belachelijke adem afsnijdende luchtvochtigheid zonder een drupje zweet zelfverzekerd en mooi over straat kunnen hier. Ik moet denken aan een uitdrukking uit mijn jeugd: Echt geld zweet niet. Het is dus waar wat mijn moeder zei.
Op een binnenplaats van de dure appartementencomplexen aan de Marine Walk spelen na zonsondergang kinderen met hun nanny’s uit Thailand, Filipijnen of Zuid Amerika. Een paar vierkante meter leven, de broeiende lucht even vol kinderstemmen en vrolijke herrie. Om de hoek begint de waanzin weer, als ik een grote blonde man met een koptelefoon blootvoets voorbij zie joggen op de knalblauwe superlatex verende renbaan die over de strandboulevard is aangelegd. Waar wij in Europa nog op Nike’s rondlopen, maakt iemand in Dubai shock-absorberende loopschoenen overbodig. Alles is hier gemaakt op indruk maken, comfort, luxe, entertainment van het hoogste en meest serieuze niveau.
Een lange rij taxi’s slingert als een gigantische duizendpoot over de weg die Marine district in tweeën snijdt. In de middenberm ploppen bouwputten op als gele puisten, want Marine krijgt een heuse tramlijn, die naadloos gaat aansluiten op de zoevende monorail en de metro. D infrastructuur van deze stad die voortdurend in de steigers staat, is van een indrukwekkend niveau, als je het vergelijkt met de knullige treinpolitiek en OV-missers en taxi-maffia in Europa. Taxi’s zijn hier spotgoedkoop en de overwegend Pakistaanse chauffeurs zijn de meest praatgrage service-arbeiders in Dubai. Lopen doe je hier niet, wordt ons van diverse kanten op het hart gedrukt. Maar als Nederlander moet je eerst een hartaanval en twee gênante bijna-flauwvalmomenten doorworstelen om toe te geven dat een mens echt niet geschikt is om te lopen in dit klimaat.
54C in de zon en 48 in de schaduw. Luchtvochtigheid 70%. Niet alleen de sensoren in je lichaam, maar ook die in de camera’s raken er overstuur van. Het zwarte rubber van mijn camera-viewer versmelt met mijn zweet en laat een rechthoek ter grootte van een Gucci zonnebril achter om mijn linkeroogkas. Dubai tekent snel als je er te intens naar kijkt.
Na een paar dagen luxe en weelde, duiken we de andere kant van het stadsverstand in. In een hostel voor Pakistaanse en Arabische werknemers huren we een appartement dat eruit ziet alsof er sinds 1965 nooit meer is schoongemaakt. In de hal, die zojuist is volgespoten met een zware insecticide-spray worden we tegengehouden door een Arabische meneer in een witte pyjama en tulband. Hij blijkt de eigenaar van het gebouw te zijn, een heuse wijksjeik. Hij vraagt streng vriendelijk of we ‘comfortable’ zijn. We stamelen van ja, want de man zag er niet bepaald uit als iemand van SBS-6 Red mijn Vakantie tegen wie je over bedbeestjes klaagt. We worden uitgenodigd om 15 minuten later aan het Iftar-diner deel te nemen, dat de strenge meneer organiseert in het smoezelige restaurantje van het hotel. We rennen naar boven, doen een Franse wasbeurt, trekken onze mooiste doeken over de schouders en komen 1 minuut te laat aan in een doodstille eetzaal vol mannen in witte pyjama’s die naar hun borden staren. In de hoek staat een tafeltje met twee plastic borden voor ons gedekt, half verscholen achter een plastic kamerscherm. Het is onze hoek. De borden zijn ruim gevuld met een slordig in elkaar geflanste gortdroge rijst met pepers, stukken bot en iets taais dat op vlees lijkt. De Sjeik loert met zijn ene strenge oog naar onze tafel en we eten als brave kinderen onze borden bijna leeg. Halverwege staat hij opeens naast ons tafeltje en zegt: ‘EET’ en ‘Kom morgen terug’. Met alle andere wit geklede mannen en de wijk-imam in zijn kielzog verdwijnt onze strenge sjeik door de achterdeur. Exact 16 minuten later staan we weer bij de lift onderweg naar ons beestenrijke schimmelloft. Het is niet zo gezellig aan de andere kant van het verstand van Dubai.
Hypocriet en snakkend naar een goed bed en een douche met schoon water, boek ik na een paar slapeloze nachten een last minute bij een luxe-hotel van een Spaanse keten enkele kilometers verderop. Daar wacht ons een pratende spiegel, lichtgevende orchideen die etherische relaxerende geurolie verspreiden, een rebirthing badkuip in de vorm van een reusachtig ei en een drietalig hoogopgeleide service multiculturele staf die elke drie minuten informeert of we ‘comfortable’ zijn. We slapen als prinsessen.
Er zijn gelukkig ook plekken in Dubai die je rechstreeks in het hart van multiculti-azië sleuren zonder fratsen of omwegen. Uncomfortable van het prettigste soort. Van gevilde, starende lammeren in een vettige halal-slagersetalage, via wolken wierrook, gebakken pakora’s, kapperslotion naar de zachte, vissige geur van de kade van Dubai Creek. De mooiste route van de stad, als je het mij vraagt; een kleine levensader zonder glitter, maar vol stekelig arbeidersleven.
De zoete rookwolk van de lokale sisha-bars aan de rivierkade is de plek waar je kunt ontsnappen van alle gekte, met je rug naar de wolkenkrabbers toe. Jonge stellen, maar ook vrouwen alleen op leeftijd – mijn leeftijd – roken rustig een waterpijp terwijl ze hun mails bijwerken, kletsen of wegdromen. De mannen zitten buiten in kleine groepjes, eerste rang , drinken thee, wapperen hun pyama’s en zwijgen in rookwolken. Honderden lichtjes van de versierde veerbootjes dansend in het water, op de trilling van de hete nacht. Duizend en een nacht bestaat toch en smaakt naar rozentabak. Zwijgen in zoete wolken, dansende lichtjes en een beetje dobberen op de trage zwoele nacht vol gedempte stemmen. De rivier is thuis voor velen.
Als ik heel stil blijf zitten en nog een sisha-pijp laat bijvullen door de sisha-jongen, verdwijn ook ik in zo’n zoete wolk. Precies zoals ik graag verdwijnen wil. Als mens. in Dubai.
Mooder Maas, Dubai Creek. Aan de oevers van onze rivieren zijn we allemaal mensenkinderen.


Plaats een reactie