
Het plattelandsleven klinkt altijd zo idyllisch: ’s ochtends zen rommelen in je tuin terwijl de Spaanse zon zachtjes opkomt. Ik heb inderdaad zo’n foto, perfect moment gevangen, maar compleet misleidend. Want achter die serene façade schuilt een klein, minder charmant geheim: mijn panische angst voor insecten en spinachtigen. Wat je niet op de foto ziet: er proberen kleine venijnige vliegjes in mijn oorschelp en neusgaten te vliegen, er kruipt van alles tussen mijn voeten bij elke stap die ik zet en de vroege muggenochtendploeg hebben een feestje op mijn kuiten, bovenarmen en nek.
Vroeger woonde ik in de Serranía de Ronda en deed daar enkele traumatische ervaringen op met nogal uit de kluiten gewassen insecten. Ik bleek ook allergisch. Niet handig natuurlijk, om dan middenin een bos te gaan wonen. Maar goed, inmiddels heb ik een epipen en ben ik wat jaartjes wijzer en waakzamer.
Mijn reflexen zijn echter nog steeds allesbehalve subtiel. Zodra ik iets voel dat prikt of kruipt, schiet ik meteen in de overlevingsstand: schreeuwen, rennen, zwaaien met wat er toevallig voorhanden is. Zen? Ik dacht het niet. Meestal hoop ik wanhopig dat mijn lief zich als natuurvriendelijke redder in nood aandient om het dier in kwestie vredelievend weg te begeleiden. Hij doet dat heldhaftig. Meestal.
Nu probeer ik al enige tijd mijn angst te bedwingen door zelftherapie. Met frisse tegenzin sloot ik me aan bij allerlei fora en Facebookgroepen waar mensen hun liefde verklaren aan harige huisspinnen, of woedend worden als iemand het waagt een schorpioen of indrukwekkende horzel kwaad te doen.
Begrijp me niet verkeerd; ik ben absoluut geen moordlustig type. Ik weet dat elk dier dat langer op deze aarde rondloopt dan ikzelf respect verdient. Maar als mijn primitieve brein in actie komt, is elke vorm van redelijkheid zoek.
Sinds een half jaar dwing ik mezelf echter tot confrontatie. Door de angst heen, is mijn levensmotto. Dus, trillend en met angstzweet in mijn nek, zoek ik de plekken op die me het meest verlammen: nesten met gigantische duizendpoten en stenen waar schorpioenen vredig huizen. En eerlijk is eerlijk, ik maak vooruitgang. Waar ik voorheen een dramatische 200 meter vluchtte, zijn het nu nog maar enkele bescheiden meters.
Inmiddels durf ik zelfs met stenen te sjouwen, te harken en te hakken zonder dat ik de wegrennende engerds onmiddellijk platsla. Buiten, in onze tuin, leer ik langzaam samenwerken met deze griezels. Zij bijten niet als ik ze niet boos maak. Ik gil niet zolang zij niet bijten.
En daar zit wellicht de diepere levensles: soms moet je naast de grootste engerds werken om iets moois voor elkaar te krijgen. Soms moet je diep graven, zelfs in donkere hoekjes, om te zien hoe iets kan groeien en bloeien. Mijn tuin, inclusief alle griezelige bewoners, is eigenlijk niets anders dan het echte leven in het klein.
De tuin als metafoor is overigens niet nieuw. Zo is er het beroemde voorbeeld uit het boek en de film “Being There” (Jerzy Kosinski), waarin een simpele tuinman voor het eerst buiten zijn veilige tuinmuren treedt en prompt wordt aangereden door een politicus. De politicus ziet in de eenvoudige wijsheden van de tuinman diep filosofische metaforen voor het politieke spel en de machtsverhoudingen in het land. Zoals een tuin verzorging nodig heeft, geduld vereist en ruimte biedt aan verschillende soorten om harmonieus samen te leven, zo weerspiegelt het onderhouden van een tuin het balanceren van menselijke verhoudingen en het omgaan met diversiteit en ongemak in het werkende leven. In die zin, blijkt mijn tuinavontuur toch meer overeenkomsten met mijn carrière te hebben dan ik dacht.
…En zo transformeerde ik wroetend, zwetend en mopperend van werkmier naar tuindier.
Werkmieren
Mijn nummer “Working Ant” (Ben Tan 2025) vangt precies het contrast tussen de eindeloze arbeid van de mier en de voldoening van simpel, doelgericht werk. Het herinnert mij eraan dat zowel in mijn carrière als in de tuin de dagelijkse worsteling, het herhalen en volhouden, uiteindelijk leidt tot iets moois: groei, resultaat, betekenis. Mensdier, werkmier.
Lyrics: Tanja Nabben
Song: Ben Tan
Plaats een reactie