
Ik schrijf dit tijdens een hittegolf. 38C in de schaduw. Het soort warmte waarbij gedachten traag worden, bewegingen nog trager en zelfs mijn woordenstroom zich anders begint te gedragen dan normaal.
Vroeger dacht ik dat een muze een eenmalige gebeurtenis was. Een mens die je pad kruist en een leven lang in je hoofd blijft. In mijn geval heette hij Blas. Een seniore Andalusische boer met een dialect dat zelfs de buren niet konden ontcijferen, en een levensfilosofie die op één simpele regel neerkwam: doe alleen wat ertoe doet.
Hij vertelde nauwelijks verhalen in de klassieke zin. Onze communicatie beperkte zich tot grijnzen en huishoudelijke mededelingen zoals ”Vrouw, roer mijn koffie.” of: ”Het gaat regenen, het gras moet gesneden.”
Soms floepte er een verhaalfragment uit over Blas’ zijn levenswandel. Dat waren er twee. Een over kuilen graven in een oorlog waarvan hij de naam en jaartal vergeten was. Of over een drie dagen durende voettocht met een muildier vol groenten – illegale ruilhandel met de vissers, dwars door de bergen, naar de kust. “Als je wordt aangehouden onderweg,” zei zijn vader, “zeg dan dat het sandalen zijn, zeg nooit vis!” Blas sloeg zichzelf dan op zijn knie met zijn pet en viel bijna van de keukenstoel van het lachen. Het is goed afgelopen blijkbaar, want hij zat hier in volle glorie naast me, verhalen zonder kop of staart te vertellen. Ik roerde zijn koffie.
Dat was mijn muze.
Eentje maar. Een once in my lifetime ontmoeting.
Dacht ik.
Nu – we schrijven 25 jaar later – woon ik met manlief in de vallei van de wolf, een dag rijden van het dorp van Blas, een klein uurtje lopen (in vogelvlucht slechts een steenworp) van de resten van een vroeg-Iberische nederzetting. Parque Torre Seca, is een park met picknickbanken en een paellahuisje en een vuurplaats, waar families uit de omgeving komen om te eten en bij te praten. Het park is de entree naar de overblijfselen van el Castellar, wat ooit het Edetani-gebied vormde: een netwerk van versterkte dorpen zoals Castellet de Bernabé en Puntal dels Llops. Niets groots, niets monumentaals. Gewoon de stenen die getuigen van een paar straten, een stukje muur, van levens. En de stilte die loom en afwachtend rondhangt, tot iemand er weer een verhaal in legt.
Ons huis staat niet op die Iberische heuvel, maar twee heuvels verderop, net onder de rand van een dennenbos, halverwege de heuvel. Het huis is gebouwd op een hemelwaterplateau met daaronder grote waterkelders, waar regenwater – toen het nog regelmatig en in normale hoeveelheden viel – wordt verzameld en direct in de waterkelders geleid. Ondanks dat we het niet zelf bedachten, is dit systeem onze trots. 40.000 liter. Men vertrouwde hier altijd al op hemelwater alsof het een stabiele bron was. Ik ben van de generatie die iets minder vertrouwen in het weer heeft.
Deze afgelopen maand was er een van droge, verzengende hitte waarin niets meer bewoog, behalve de dorpsfeesten, vier kilometer verderop in Casinos. En onze huiseekhoorn, die het razend druk heeft met het verdedigen van de boom waar wonderbaarlijker wijze hapjes en fris water staat elke ochtend. In de hitte leven ook de duizenden cicaden op en trillen met hun ingebouwde timbalen in hun achterwerkjes, alle vrouwtjes naar zich toe. Een oorverdovende paringsherrie die stopt zodra de zon ondergaat, of zodra het regent.
We leven anno 2025 met meer luxe dan ik in de jaren negentig op die boerderij in Ronda had – zoals een uitstekende internetverbinding, een betrouwbaar 4×4 vehikel en voldoende stroom voor een paar ventilators. Maar alsnog draaien we slechts één minuut de douchekraan open, gooien we geen zware elektrische apparaten zonder nadenken aan, spoelen we de wc alleen door als het echt moet, en kijken we elke week naar de waterstand en batterijopslag alsof het een religieus ritueel is.
Zodra er een lokale storm of een kleine tropische plensbui over de berg heen krult, de cicaden plotsklaps zwijgen – zit er iemand bij me aan tafel. Een geest, een herinnering, een lach. Het is Blas. Hij staart in de verte, draaide dan zijn pet twee keer rond en zegt:
“Mañana todo es nuevo.”
Morgen is alles nieuw.
Ik geloofde dat vroeger omdat hij het zei.
Nu geloof ik het, omdat het een mooie hoopvolle geruststelling herbergt.
Er gebeurt weinig tot niets. Als een lome hond spits ik continu mijn oren en snuif ik de scherpe, droge boslucht in. Bij een vleugje brandlucht heb ik onze noodtas al ingepakt. Bij een onverwachte verandering van licht, ren ik naar buiten en speur de lucht af naar een naderende storm of regenwolk. Ik sta nog op redelijk gespannen voet met het weer hier en gedraag me nog steeds als een nerveuze herdershond.
We wonen op een berg van verhalen. Al gebeurt hier weinig tot niets. Alles ligt er al. Ik hoef het alleen nog op te merken en er woorden aan te geven.
We eten gekoelde meloen en stukje droge ham, luisteren naar de miljoenen cicaden die allen gelijk losbarsten nu de zon weer schijnt, na de korte tropische bui van een half uur. Tussen de olijven hangen nu wolkjes. De hete grond stoomt. Twee eekhoorns rennen in spiraalvorm achter elkaar aan tegen de hoge boomstam naast ons huis. Gekko’s en salamanders glippen onder hun dakpannen en stenen vandaan, een klein duifje wast zich in een vol geregende bloempot.
Blas staat in gedachten weer naast me en kijkt ademloos naar het schouwspel in en rond de boom. Hij kon ademloos kijken en verwonderd zijn als geen ander. Over alles dat hij al zijn hele leven zag. En hij tilde dan bijna onmerkbaar de klep van zijn pet even op. Een klein saluut, een bedankje aan het moment.
En dat was alles dat ik hoefde te leren, maar het duurde ruim twintig jaar, voordat ik het begreep.
Over deze vallei
Lang vóór er een dorp als Casinos bestond werd dit gebied bewoond door de Edetani, een pre-Romeins Iberisch volk (5e–1e eeuw v.Chr.) dat kleine versterkte dorpen bouwde op strategische heuveltoppen. Ze leefden van landbouw en veeteelt, dreven handel met Feniciërs en Carthagers, en gebruikten zelfs een eigen – deels nog onontcijferd – schrift. Rond de 2e eeuw v.Chr. werden ze ingelijfd door de Romeinen, maar veel van hun ritmes en nederzettingslogica zijn letterlijk in de bodem blijven zitten.
Op 2 kilometer lopen van ons huis – bij Parque Torre Seca – liggen de resten van zo’n nederzetting. Wat nu een verzameling stenen muurtjes lijkt, was ooit een kleine gemeenschap met graansilo’s, werkplaatsen en een strategische uitkijk op de omliggende valleien. Andere plekken zoals Castellet de Bernabé en Puntal dels Llops vormden samen een netwerk van dorpen rond Edeta, het latere Llíria.
Toen de Romeinen kwamen, verschoof het centrum richting het huidige Llíria – met badhuizen, munten en tempels. Maar de valleien ertussen bleven wat ze altijd waren: plekken waar mensen leefden met het ritme van water, wind en seizoenen.
Plaats een reactie