
Soms voelt het alsof we in een moderne versie van Kleinduimpje zijn beland. Niet met broodkruimels in een donker bos, maar met Facebook-updates, telefoontjes en persmails in een bureaucratisch doolhof. We blijven ze zorgvuldig neerleggen. Niet om gezien te worden, maar om zelf de weg niet kwijt te raken. Aan de andere kant van het labyrint schuifelt de Minotaurus: log, niet per se kwaadaardig, maar volledig gevangen in zijn eigen gangenstelsel van regels, beeldvorming en zorgvuldig geformuleerde beleidsparagrafen. Niemand weet nog precies waar de uitgang zit – en dat maakt het extra gevaarlijk.
De laatste dagen in Spanje waren bijna fantastisch filmisch vredig. De hitte hing zwaar over de vallei en over ons, ik leerde het woord ‘’zwanus’’ (zweetanus), er kwamen fijne mensen op ons pad, er was geen bosbrand. Alles bewoog precies op het juiste moment, en ik dacht – naïef – dat ik dit gevoel wel weer een maandje zou meenemen naar het noorden. Dat Zen met een grote Z wel bestand zou zijn tegen tweeduizend kilometer asfalt.
Maar dat liep anders. Kafka kroop tussen ons in op de bijrijdersstoel. Blas bleef thuis, op de berg.
Mijn schoonbroer – terminaal, midden vijftiger, slecht ter been, die nog steeds graag naar buiten wil en naar ziekenhuisafspraken moet – kan hun woning in het centrum achter de ‘zak-paaltjes’ niet bereiken. Zijn auto staat een ruime kilometer lopen van zijn huis en die kilometer haalt hij niet meer. Hij vroeg een tijdelijke inrij-pas aan bij parkeerbeheer. In februari. Ze vroegen geen voorrangsbehandeling, geen erehaag of standbeeld. Eén inrij-pasje, om zijn laatste maanden zijn mobiliteit te laten behouden. ‘’Regel-is regel, wij maken geen uitzonderingen.’’ Het is augustus en schoonbroer wordt met de dag minder mobiel; inmiddels haalt hij de 100 meter nog amper.
En dus sloeg ik op de FB-tam-tam. En deed daarnaast een beroep op de hardheidsclausule. Die bestaat. Voor schrijnende gevallen. En toen begon het. Van een positief gesprek met de pro-actieve wethouder, gleden we naar vergaderingen, college, de voorlichter die eerst de krant eerst van correcte informatie moest voorzien, uitstel, naar nog een vergadering. “Het blijkt toch iets ingewikkelder.”
Ingewikkelder dan een terminale man met beperkte mobiliteit.
Blijkbaar wel. Tja, de regels. Tja, het beleid. En oh ja, de mensen.
We rijden ondertussen – manlief achter het stuur – via de Route du Soleil naar huis en ik gooi nog een update online. In Venlo blijkt niks mis met de solidariteitsgevoelens van de bewoners. Veel mensen delen in onze verontwaardiging en onmacht.
Schrijnend geval dit. Dat denken ook een paar betrokken raadsleden en een journalist van DDL. We delen. We zijn boos. We willen kilometers maken. Zowel op de Route du Soleil, als op de route du Venlo.
Op parkeerplaatsen bij Lyon en Avignon doe ik rek- en strekoefeningen, kauwen we plakkerige sandwiches met koude koffie en we springen weer in de auto. Kilometers vreten; de volgende 200 kilometer door het bestuursdoolhof. Op de radio Neil Young: ‘’Keep on rocking in a free world.’’ En dan John Denver. ”Country road take me home”. We zingen mee. Het helpt. Tussen twee tolpoorten door tik ik ik nog wat Facebook-updates en beantwoord mails. De tam-tam werkt snel en boven verwachting. Honderden reacties, gedeeld, opgepikt door raadsleden, een bezorgde wethouder en de krant. Bij de volgende parking ga ik over mijn nek. De grijze papier-maché-massa die uit het damestoilet omhoog borrelt, de asfalthitte, de kamikaze-rijstijl van oververhitte chauffeurs, het verhitte medeleven op FB. Het slaat op een gezonde mensenmaag. Er is geen milligram Zen meer over, want ik heb het allemaal al uitgezweet, voordat we vanaf Valencia halverwege Venlo zijn.
Tot Luxemburg zingen we ons schor de jaren zeventig door. Google maps besluit ons vanaf Luxemburg een heel andere route te laten rijden en plots slingeren we langs stille dorpen en groene valleitjes van de Müllerthal-route. Mijn moeder had het een mooie omweg genoemd. Ik herinner me vaag een vakantie in Vianden, in een pension van een Koningspoedel-fokker. En iemand die me had wijsgemaakt dat ze in Luxemburg het gras kammen. Ik was een jaar of 8.
Intussen tikt die dubbele klok. De ene klok is de stopwatch van mijn schoonbroer, waarop elke dag (en elk autoritje) telt. De andere is de klok van de gemeente – tergend langzaam, met pauzes voor beleidsmatige reflectie, beeldvorming, precedentangst, en een zorgvuldig gewogen formulering. Kosten tot nu toe: twee collegevergaderingen, tientallen ambtelijke uren, een communicatieprotocol.
Bij een dorpsfrituur ergens in het Mullerthal, verzinnen we argumenten waarop het kan stuklopen. De angst om een precedent te scheppen? Muah..niet iedereen in de binnenstad woonachtig zal spontaan terminaal worden om een tijdelijk inrijkaartje te kunnen bemachtigen, toch? We eten curryworsten en zoute frieten. Morgen weer gezond.
Blas zei altijd dat je een berg langzaam en in kleine stappen af moet lopen.
Ik liep in vroeger altijd als een drachtige kievit, met veel te veel haast en te grote passen. Tijd en blessures deden wonderen en tegenwoordig neem ik kleine stappen op elke helling.
Ook deze helling.
We kwamen heelhuids aan na twee lange dagen rijden. Er volgen vier dagen van stilte. Er werd vergaderd. Op woensdagmiddag ontvangen zus en schoonbroer het goede bericht van de gemeente: er komt een tijdelijke inrij-ontheffing. De paaltjes mogen omlaag! En wel een half jaar. We slikken onze morbide grappen in bij de deadline die erop staat. We zijn gewoon blij, opgelucht en dankbaar omdat het gelukt was.
Zoals Blas zei bij elke storm: ”Morgen is alles weer nieuw.” Alweer waar.
Blij en een paar kilo lichter loop ik weer in (kleine) stappen de helling omhoog. Warm van de solidariteit en steun die we kregen. Opgelucht omdat het Venlose college van B&W niet alleen beleid en regels, maar ook een hart heeft (en een hardheidsclausule). Er kan weer gezongen, gelachen, gehuild en gevochten worden om de belangrijke dingen in dit leven. De dood, de liefde, het leven.
Plaats een reactie