
In Nederland hebben we de klok uitgevonden als zweep. Monochrone tijd (M-time) noemen sociologen dat: lineair plannen, één taak tegelijk, efficiëntie als hoogste goed. “Time is money.” Je ziet het aan de agenda’s die over elkaar heen buitelen, de burn-outcijfers die harder stijgen dan de inflatie, en de honger naar coaches en therapeuten die diezelfde agenda’s weer moeten gladstrijken en die dan vervolgens weer op paardenknuffeltherapie gaan om van hun tijdstress te herstellen. In Vlaanderen is er zelfs onderzoek naar gedaan: hoe rigide tijdsopvattingen botsen met de biologische en psychologische ritmes van mensen. Geen wonder dat de stress in steeds jongere generaties zichtbaar wordt.
In Spanje gaat het anders. P-time. Polychrone tijd. Meerdere dingen tegelijk, ruimte voor flow, en vooral: relaties boven punctualiteit. Als je iemand vraagt hoe laat de voorstelling of het concert begint, krijg je steevast cuando llegamos als antwoord. Het gaat om samenzijn, niet om de secondewijzer. En dat is merkbaar in de gezondheid: sociale steun blijkt bufferend te werken tegen stress. Joepie!
Nederlandse jongeren worden steeds individualistischer, opgesloten in hun scherm en hun schema. Terwijl Spaanse jongeren hier in Casinos plotseling uit alle hoeken en gaten verschijnen zodra er een dorpsfeest is. Ze vormen groepen met namen, logo’s op shirts, een traktor met aanhanger als mobiel clubhuis, en een eigen opslag voor drank en feestmateriaal. Het doet denken aan de Limburgse carnavalsverenigingen, fanfares of schutterijen – tradities die generaties lang gemeenschappen bij elkaar hielden. In rurale studies wordt bevestigd dat zulke verenigingen veerkrachtig blijven, ook als de steden al decennia op individualisme teren.
En toch, hoe ik ook mijn best doe, zelf ben ik óók een individualist en in de dorps-community-zin een buitenstaander. Een Spaans sprekende Nederlander (met zachte G) met mijn eigen strakke M-time in de rugzak.
We belanden op de terugweg van het drukke Valencia op het terras van Bar Carmela, waar we getrakteerd worden op de maandelijkse karaokeshow van de Britse buurtbewoners.
De voorzitter van het activiteitengezelschap – een man met een indrukwekkende bierbuik en een zwarte baard – staat zijn longen uit zijn corpulente lijf te zingen. Aan alles zie je dat hij zichzelf ziet als de reïncarnatie van Pavarotti; hij heeft zelfs zijn pinkje omhoog als hij de hoge tonen moet raken. Enkele meters verderop joelen en klappen de andere Engelsen, ieder op hun beurt klaar om een pophit van de jaren tachtig te gaan verneuken met dubbele gin-tonic-tong. Het barpersoneel lacht, vult de glazen. De Spanjaarden vinden het leuk dat er weer eens iets luidruchtigs plaatsvindt.
En daar zit ik dan, half geamuseerd, half geïrriteerd. Ik hoor mezelf denken: trek eens wat fatsoenlijks aan, hou dat gebral een beetje binnen de perken. Typische Nederlandse plaatsvervangende schaamte. (Jakkes) Maar de bitter-zoete (gin-tonic) waarheid is dat zij misschien beter integreren dan ikzelf. Ze vullen de bar met geluid, ze spenderen geld aan drank, tijd aan vriendschap. Ze zijn luidruchtig en corpulent, maar ook collectief gezellig. Aanwezig. Tikje te. Terwijl ik, de serieuze Nederlander, vaak toekijk vanaf de rand, met mijn innerlijke aantekenboekje en mijn neiging tot oordeel. (Jakkes #2)
Want: Wie zich overgeeft aan samen zingen en lachen, bouwt onbewust sociale spieren op. Deze groep Engelsen doet dat, zonder enige pretenties. Not my cup of tea, maar wel helemaal ok en absoluut gezonder en gezelliger dan op je pensioentje oud worden in een bejaardentehuis in Noord Manchester. Who am I to blow against the wind?
(Twee biertjes later, moet ik tijdens mijn wandeling naar de WC de neiging onderdrukken om een liedje te gaan zingen – mijn innerlijke slapende podiumdier steekt zijn kop op. Ik hou me in.
Er bestaan sociaal-psychologische theorieën die mijn sociale gedrag prima verklaren. De Disengagement theory bijvoorbeeld stelt dat ouder worden gepaard gaat met geleidelijke terugtrekking uit sociale rollen: je hoeft niet meer overal bij te zijn, en dat is oké. En dan heb je de Continuity theory die daarentegen zegt dat je juist voortbouwt op je oude patronen, maar je tempo en focus verschuiven. Beide kloppen een beetje. Ik herken in mezelf nog steeds de drang om te creëren, maar de hectiek en podiumdrang is behoorlijk afgezwakt.
Mijn Facebook-algoritme vertelt me ondertussen continu dat ik een oud wijf ben. Ik word kapotgebombardeerd met wonder-anti-rimpel foundations, tand- en heupimplantaten, koelende menopauzaal beddengoed, NASA-steunkousen en schoenen die je zonder bukken kunt aantrekken. Dit is dus hoe ik mij – volgens de miljoenen data-brokjes die het algoritme gevoerd kreeg – moet voelen als jonge krasse knar in wording? Fuck it! Ik wil (nog) geen steunkousen en kan me nog prima bukken Frank Rijkaard! Meestal dan. En die rimpels, ach – dat geeft karakter, roep ik dan maar. En ik kijk gewoon wat minder lang en zonder bril in de spiegel ’s ochtends, dat helpt ook.
Verder voel ik me best jong dus. Gewoon, nog helemaal niet oud aan de binnenkant, een jeugdige ziel in een kras lichaam. Interessant genoeg voelen veel mensen zich jonger dan ze zijn – een universeel verschijnsel, volgens psychologen. Dat geeft een zekere lichtheid. Alleen de spiegel met zijn onverbiddelijke kreukels verraadt de waarheid. Becca Levy noemt dat de Stereotype Embodiment Theory1: negatieve beelden over ouder worden nestelen zich al vroeg in je hoofd en kunnen je gezondheid beïnvloeden. Zij liet zien dat mensen die positief naar ouder worden kijken gemiddeld ruim zeven jaar langer leven dan wie vooral verval en aftakeling voor zich ziet. En dat is geen triviaal verschil, maar een compleet extra leven binnen het leven. Misschien is mijn oude overtuiging dat “stilzitten dood betekent” daar een voorbeeld van. Want als kind sla je al onbewust plaatjes op van ”hoe het hoort”: opa in een stoel voor TV, oma klagend over haar kwaaltjes in haar gebloemde zondagse jurk met te bruine steunkousen aan. Toch – en ondanks die beelden uit onze jeugd – voelen veel ouderen zich in werkelijkheid tien tot vijftien jaar jonger dan hun paspoort beweert. Voila; oud zijn en je oud voelen zijn dus slechts concepten – sociale verbeeldingen die zich in je lijf schrijven en zich even gemakkelijk laten herschrijven.
Het leven in Spanje helpt me die stereotypen los te weken. Leeftijd doet er hier niet zo veel toe. We ontmoeten mensen die jonger zijn dan ons en er uitzien als 75+, mensen die 75+ zijn die zich manifesteren als jonge honden in lichaam en geest. Dat versterkt het leeftijdsloze gevoel dat je hier hebt bij nagenoeg elke sociale interactie.
‘Waarom gaan jullie op jullie leeftijd op zo’n stille afgelegen plek wonen?’ Vroeg onlangs iemand me. Ik poogde het (weer) uit te leggen, maar werd onderbroken met een reeks ”ja-maars”. ‘Ja maar, een ziekenauto dan, of wat als er brand komt?’ Ik vertelde ijverig over onze noodtas die altijd bij de deur hing, onze watervoorraad en stoere vehikel dat elke weg aankan. En over hoe onze kleine gemeente deze week een eigen dorps-ambulance heeft gekocht, die 24/7, 365 dagen per jaar via 112 inzetbaar is. Ons gesprek eindigde met open einde. We zouden het niet met elkaar eens worden.
Nederlanders praten graag over risico’s. Het hoort bij ouder worden dat je op allerlei vlakken ”voorzichtiger” wordt. Maar hoe definiëren we ”risico’s” in het tegenwoordige leven? Ben ik als toekomstige seniore zorg-cliënt in een levens-bestendige flat naast de apotheek, tegenover de supermarkt een mens met een ”goed” risico-scenario, of gewoon een mens dat zich laat meevoeren in een systeem waar je ongelukkig (en met een beetje pech morsdood) eindigt? Ik ga liever met een blos op mijn rimpelingen dood in het bos, omdat ik gebeten ben door een leuke eekhoorn met hondsdolheid.
We zijn in Nederland opgegroeid met het idee dat alles altijd dichtbij is. En dat klopt helemaal. Maar fysiek dichtbij, betekent alles behalve bereikbaar. Want alhoewel we in Nederland bijna allemaal op kruipafstand van een ziekenhuis of huisartsenpost wonen, nog nooit waren de wachtlijsten zo lang en was adequate zorg zo lastig bereikbaar voor velen.
Dan is er nog een sociaal aspect dat een zeker gevoel van veiligheid geeft als je ver van de bewoonde wereld woont: fijne buren die we in noodgevallen kunnen bereiken. Al woon je aan het einde van de wereld, de aanwezige cohesie en hulpvaardigheid is op het dunbevolkte Spaanse platteland enorm. De kans dat je sterft terwijl je in een gemiddeld grote stad in Nederland wacht op de ambulance, of omdat je op een wachtlijst bent beland, is groter dan dat je hier niet geholpen wordt.
Pavarotti is er klaar mee en pakt zijn karaoke-set in. Onze decibel-voorraden zijn weer aangevuld. Het gezelschap valt uit elkaar, de kroeg loopt leeg. We rijden in stilte naar onze heuvel. De lucht boven de is donkerblauw en glinsterend. De geur van dennen en vochtige aarde. Een hond blaft ergens ver weg.
Het is alsof de tijd zelf diep ademhaalt. En wij de stilte er tussenin.
”Jeugd is het vuur, ouderdom het bos.
In de stilte groeit de tijd naar binnen.”
uit: ”De tijdloze” Tanja Nabben
Stereotype Embodiment Theory
De Amerikaanse psycholoog en verouderingsonderzoeker Becca Levy (Yale University) ontwikkelde de zogenoemde Stereotype Embodiment Theory. Deze theorie stelt dat de beelden die we in onze jeugd meekrijgen over ouderdom — “oud = traag”, “oud = ziekelijk”, “oud = last” — zich letterlijk in ons lichaam en gedrag nestelen. We nemen die stereotypen onbewust op, en wanneer we zelf ouder worden, gaan ze fungeren als een soort zelfvervullende voorspelling. Uit Levy’s longitudinale studies blijkt dat mensen die een negatief beeld van ouder worden hebben, gemiddeld eerder fysieke achteruitgang ervaren, vaker cognitieve klachten rapporteren en zelfs een kortere levensverwachting hebben dan leeftijdsgenoten met een positief beeld. Een beroemde studie van haar team liet zien dat mensen die op jonge leeftijd positieve associaties hadden met ouderdom, gemiddeld 7,5 jaar langer leefden dan degenen met negatieve associaties. Het gaat dus niet om “wishful thinking”, maar om een meetbare invloed van onze culturele verbeelding op gezondheid en levensduur.
Bron: Becca R. Levy, Stereotype Embodiment: A Psychosocial Approach to Aging, Current Directions in Psychological Science, 2009.
Plaats een reactie