
‘’Toen we nog met paard en kar reden..’’ Geïrriteerd werd ik er vroeger van; oudere mensen die het moderne leven vergeleken met hun kapot geromantiseerde ‘’vroeger’’. Nu doe ik het zelf ook. Onlangs heb ik op een verjaardag nog dweperig zitten doen met iemand, over slappe floppy’s en onze eerste PC’s. En proberen uit te leggen wat wierksen is, want zo leerde ik als klein kind echt omgaan met vuur.
Toen ik 10 was, vond ik ‘’wierksen’’ dus heel leuk. Dat was een soort middeleeuws Limburgs kinderspel waarbij je een groot blik met gaten, gevuld met hete kooltjes (en een soms een voorgekookte aardappel) rondslingerde aan een dikke ijzerdraad en een lapje in je handpalm. Na ongeveer een half uur en een lamme arm, was die aardappel gaar. Ik vond het een geweldige winterbezigheid; ik hield van de rook van de hete kooltjes, en het feit dat je alle vervelende buurtkinderen op afstand kon houden, terwijl ik tegelijkertijd een aardappel in zilverfolie gaar slingerde. Een neef van me speelde in die tijd al op een spelcomputer op TV. Hij deed heel schamper over mijn middeleeuwse hobby’s. Hij had thuis een tennisspel bestaande uit 6 streepjes en een heel traag, vierkant balletje. En een tafel vol technics-lego, waar ik niks van begreep. Ik slingerde lekkere rookpluimen in de lucht, of dwaalde op de fiets naar plekken waar we niet mochten komen van onze ouders.
Spelen met vuur en zoeken naar plekken waar je niet mocht komen. Spelen kan levensbepalend zijn. In mijn geval een belangrijke slinger richting mijn latere beroepskeuzes en levenswandel.
Onlangs vertelde ik over mijn wierks-pot-herinneringen tegen een paar jonge mensen. Ze keken me aan alsof ik vertelde dat ik in Jurassic park was geboren. Terwijl ik dacht dat ik bij deze adventure-spelende en middeleeuwse cossplay festivals bezoekende jongelui, een absoluut feest der herkenning zou losbarsten. Nee. Blijkbaar is het oude hip niet meer het nieuwe cool.
Er zijn dus best wat dingen die ik vroeger irritant vond bij oudere mensen, die ik zelf nu voortdurend doe: schaamteloos mijmeren, praten over wie kanker heeft en dood is of gaat, vergelijken, romantiseren, folklore maken van het verleden. Ik kruip alleen nog niet voor bij de bakker en ik weiger op een elektrische fiets te stappen, maar verder ben ik bij tijd en wijle een doorsnee, soms irritante, 55+er geworden.
Vroeger had ik het heel erg druk met het leven. Amper gehinderd door zelfreflectie, planningen of risicomanagement, was ik altijd druk-druk-druk. Ik bedacht of belandde in dingen die ik destijds heel zinvol achtte. Zoals drie maanden te voet door India (zonder mobieltje of internet). Of polshoogte nemen over de stand der onmenselijkheid in Oost Europa, ondergronds door Cuba, off grid in Zuid Spanje. Ik wilde de wereld absorberen en ontdekken, liedjes en verhalen erover schrijven, mijn hart uit mijn borst zingen, bijna doodgaan en weer opstaan, mensen ontmoeten, bergen trotseren. En ik deed het allemaal. Niet gehinderd door enige carrièreplanning of lange termijnvisie.
Angsten en drempels waren er om te trotseren. Dat je over je eigen angsten en schaduw heen moest, vond ik in mijn jongere jaren heel normaal. Want: zo deden we dat in mijn tijd. NAtuurlijk waren er enge verhalen en tv-programma’s over seriemoordenaars. Maar ik was een stuk naïever, geloofde in die ene engel op mijn schouder, of in mijn lot. Dus ik reisde met wildvreemden, ik werkte solo op straat, woonde in steden die ik niet kende, dwaalde in Cuba, bouwde in Spanje, brak mijn hart in Rome (clichés bestaan niet voor niets), was een regelrechte Don Quichote uit Venlo.
Terug naar die ouder wordende mijmeraar van 55+ die dweept met haar analoge jeugd, haar verre omwegen om tot de levenskern te komen. Onder dit samenvattende gekwebbel schuilt een diepe trots op mijn overlevings-vaardigheden en veerbaarheid, op mijn creativiteit en het lef waarmee ik exploreerde en experimenteerde.
‘’vroeger toen we nog geen mobiele telefoons hadden en geen internet, schreven we brieven naar onze geliefden, of verre vrienden, we namen muziek op cassettebandjes op voor verjaardagen, we discussieerden, draaiden LP’s, maakten muziek, of wandelden met een rugzak door India, Nepal of Noord Afrikaanse woestijnen. We hadden en leefden naar het recht om te verdwijnen, het recht om onbereikbaar te zijn, het recht om vrij te reizen, te spreken, het leven te onderzoeken zonder psychologen, zelfhulpboeken en internet. Het leven was net als wierksen in Venlo op straat; om te ondervinden wat vuur is en kan doen, moet je ermee leren spelen als je jong bent.
De schoonheid van ouder worden zit ‘m in je vermogen tot mijmeren. Mijmeren is herinneren zonder oordeel en zonder de pijnlijkheden en harde randjes. Het zijn de verhalen zonder de trauma’s, de dwalingen en gebroken harten. Anekdotisch, zoals de mooiste foto’s die je wel hebt ingeplakt.
Mijmeren is het nieuwe cool. Doe het gerust en met flair, haal die mooie verhalen uit je volle herinneringendoos, dweep, (be)wierks, en (be)zing je jeugd. Gegarandeerd rimpel-vertragend.
Geef een reactie op wzijlstra10 Reactie annuleren