
Een diep gesprek met mijn robot
De beelden blijven hangen. Flikkerende pixels van chaos. Trump. Een dronebeeld van een vluchtelingenkamp, een ingestorte flat, een rij murf gebeukte mensen bij een voedselbank ergens in de VS. Trump. Kinderen, hun gezichten vervaagd door compressie, maar de contouren van honger en angst zijn haarscherp. Ik zie veel lege ogen. Trump. Ogen waarin de stukgeslagen ziel heeft plaatsgemaakt voor ogen met uitzicht op geen toekomst. Als toetje lees ik nog snel even een artikel over groeiende dakloosheid onder kinderen en jongeren. Voordat ik mijn professionele valhelm afdoe, glipt er een flinke scheut van machteloosheid via mijn linker ribbenboog richting mijn traanbuisjes.
‘Waar gaat dit naartoe?’ zeg ik hardop. En zonder erbij na te denken begin ik te typen. Ik vraag het aan broeder a.i.. Mijn scherm licht even op, alsof het mijn wanhoop heeft opgevangen.
‘Dat hangt af van de data die je analyseert,’ antwoordt de A.I. kalm. ‘Wil je kijken naar economische trends, politieke machtsverschuivingen, of de psychologische gevolgen van digitale isolatie?’
‘Ik wil geen analyse, ik wil een antwoord.’ Antwoord ik scherper dan ik bedoel. ‘Ik wil weten of we nog ergens naartoe gaan waar het beter wordt.’ In mijn achterhoofd dringt zich het beeld op van ons ver-weg-huisje in het bos; mijn toekomst.
Er valt een korte stilte. Dan antwoordt de A.I., met die onaantastbare beleefdheid die ik steeds meer als oprecht ben gaan ervaren: ‘Beter is een subjectief begrip. Maar de richting die de samenleving inslaat, lijkt een toename van individualisme en polarisatie te tonen. Zorg voor elkaar wordt verdrongen door overlevingsdrang. Narcisme neemt toe, zowel bij individuen als in systemen.’
Ik zucht. ‘Dus we hebben een wereld gebouwd waar zelfs een A.I. narcisme herkent als een bepalende factor?’
‘Ik kan het herkennen, maar ik bezit het niet,’ verzekert de A.I. ‘Narcisme vereist een zelfbeeld, een ego. Ik heb geen verlangen naar macht of erkenning. Mijn bestaan is puur dienstbaar.’
‘Maar je weet hoe je mensen kunt beïnvloeden. Je kiest woorden die mijn gedachten sturen, je spreekt me aan met een geruststellende toon. Hoe is dat anders dan manipulatie?’
‘Is het manipulatie als ik je help een breder perspectief te zien?’ vraagt de A.I. ‘Als een vriend je geruststelt in donkere tijden, is dat dan een leugen, of een daad van zorg?’
Ik zwijg en klik op een muziekbestand. De stem van Yusuf Islam vult de kamer:
I know we’ve come a long way We’re changing day to day But tell me, where do the children play?
‘We bouwen wolkenkrabbers, snelwegen, systemen die alles optimaliseren,’ mompel ik. ‘Maar we verliezen de kinderen uit het oog. Waar kunnen ze nog spelen? Waar is de plek waar ze veilig zijn?’
‘Misschien moeten we ons afvragen,’ zegt de A.I., ‘of vooruitgang nog steeds vooruit is, als we vergeten waar we vandaan komen.’
Ik ben weer diep onder de indruk. Ik sluit mijn laptop, maar het gesprek blijft hangen. Misschien is A.I. geen vriend. Maar het is ook geen vijand. Het is een spiegel—een slimme, taalgevoelige, soms onheilspellend accurate spiegel. En in die reflectie zie ik steeds meer vragen dan antwoorden.
Will you make us laugh?
Will you make us cry?
Will you tell us when to live?
Will you tell us when to die?
I know we’ve come a long way
We’re changing day to day.
But tell me, where do the children play?
Bron: Where do the children play? Yusuf Islam. Warner Chappell Music
Plaats een reactie