
Bladerend over het internet, waar je tegenwoordig sneller gek wordt dan geïnformeerd, kwam ik op de website van het Witte Huis. Een plek waar je normaal gesproken speeches verwacht over diplomatie, belastingen of Thanksgiving-kalkoenen. Maar deze keer stuitte ik op een proclamatie van een zekere Donald J. Trump. De man die zichzelf opnieuw tot moreel baken van de mensheid heeft uitgeroepen.
April was, zo verklaarde hij, National Sexual Assault Awareness and Prevention Month. Een maand gewijd aan bewustwording en preventie van seksueel geweld. Tot zover applaus. Maar in de eerste alinea koppelt hij dat nobele streven direct aan “de invasie van illegale aliens”. Oftewel: seksueel geweld is, in zijn logica, vooral het gevolg van de open grenzen en alles wat daar doorheen kruipt. Brute vreemdelingen. Gekleurde mannen. Niet-Amerikanen.
Dat je dat als leider van een wereldmacht zo op papier durft te zetten, zegt eigenlijk alles.
Zeker als je zelf een indrukwekkende lijst aanklachten aan je broek hebt hangen. Eenentwintig vrouwen, om precies te zijn. Van handtastelijkheden in kleedkamers tot verkrachting. De afloop is telkens hetzelfde: ontkenning, zwijggeld, karaktermoord, legers advocaten en een giga mediacircus dat deels bijdraagt aan victim-shaming. En nu staat deze man, deze zichzelf moreel gereinigde seriën-touchéur, op zijn spreekgestoelte van wit marmer zijn handen in onschuld te wassen. Zoals alleen een narcist dat kan: hard schreeuwend, wijzend naar een ander.
De tactiek is bekend: de afleidingsmanoeuvre als wapen. Roept iemand “hé, jij zit fout”? Dan schreeuw je gewoon harder: “Nee, hij daar! Die vreemdeling! Die verkrachter!” Je hoeft alleen maar overtuigend te brullen en de helft van het volk zal je geloven. Het is theater. Tragisch theater. En het werkt al sinds de Romeinen.
Ik heb ooit in een Spaans dorp gewoond waar Franco nog niet helemaal dood was. Officieel wel, maar in de praktijk dwaalde hij nog rond op het plein, in de kerk en in de blik van mannen die mij losgeslagen en vervelend vonden omdat ik een mening had en auto reed. Pas na jaren begon ik te begrijpen waarom M altijd gebogen liep, waarom P altijd boos en dronken was, en waarom de kinderen van R verdacht veel leken op buurman A, die toevallig ook de dorpsscepter zwaaide. En waarom J alleen maar gruwelijke verhalen vertelde tijdens de kastanjeoogst, die in de vallei ver weg van het dorp plaatsvond, waar de muren volgens hem oren hadden en die oren ook pootjes.
Dictatorschap begint niet bij tanks, maar bij angst. Bij muren met oren en oren met pootjes. Bij vrouwen die zwijgen uit schaamte of lijfsbehoud. En bij mannen die weten dat niemand ze iets maakt.
De verklaring van Trump is geen toevallig staaltje retoriek. Het is symptoom en bewijs tegelijk. Van hoe een wereldleider zijn eigen misdaden normaliseert door ze luidkeels op anderen te projecteren. En van hoe een samenleving dat klakkeloos slikt, want verpakt in infotainment, druipend van patriottisme en inspelende op angst en sensatiehonger.
Ik weet niet wat ik het meest schrijnende vind: het misbruik zelf, de straffeloosheid, of het gemak waarmee de waarheid overstemd wordt. Misschien wel het laatste. Omdat het betekent dat hele generaties opgroeien met het beeld van presidenten die vrouwen als minderwaardig eigendom behandelen, die andersdenkenden monddood maken.
Want ondertussen zijn het niet de kranten of boeken die richting geven aan onze innerlijke maatschappelijke kompas, maar massa-influencers. Niet redelijkheid, nuance of autonome observatie, maar algoritmisch opgedreven testosteron-terreur.
Over testosteron gesproken; kijk naar de broertjes Tate, die vanuit hun Roemeense villa miljoenen jongens wereldwijd inpeperen dat vrouwen inferieur, koopwaar of dom zijn. Als je twaalf bent, geen tegenverhaal hoort en 120 uur Tate-content je puberbrein in wordt gedrukt via YouTube Shorts en TikTok: wat blijft er dan over van je moreel kompas? Van je respect voor de ander? En voor jezelf?
Ook mijn frustraties zijn getriggerd door online media. Hoe beïnvloedbaar ben ik zelf eigenlijk? Wat doen mijn hersens met al die informatie en infotainment die ik verorber online? Ik ga op online mediadieet. En pogen mijn hersenen op autonomie-stand te laten draaien, in plaats van op influencers-stand. Weer eens een (oud) boek lezen. Of misschien een (nieuw) boek schrijven.
Mijn gedachten dwalen af naar twee lijfboeken die al sinds mijn jeugd op de plank én in mijn hoofd liggen: Ons recht op nuttige werkeloosheid (1978) en Ontscholing van de maatschappij (1971) van Ivan Illich. Essays uit de jaren zestig en zeventig, maar nog altijd pijnlijk actueel. Illich voorspelde toen al dat echte gelijkwaardigheid en menselijke waardigheid nooit bereikt kunnen worden in een maatschappij die gedreven wordt door kapitalistische dictaten, economisch rendement en de macht van een kleine elite. Het is precies dát mechanisme dat leiders als Trump aan de macht houdt, influencers tot idolen maakt en ervoor zorgt dat we blijven hollen achter schijnoplossingen aan. Ons nieuwe hangmat-bestaan, off-grid en deels zelfvoorzienend, lijkt me best een nuttige vorm van “werkeloosheid” zoals Illich bedoelde: niet lui, maar autonoom. Misschien is ons leventje hier in het bos meer een praktische toepassing van zijn ideeën dan ik eerder besefte: terugtrekking als tegenkracht, een plek om kritisch na te denken in plaats van te consumeren wat er via machthebbers onze kant opkomt. (Ivan Illich, 1978 & 1971)
En dan zit ik dus hier. In die serene boomgaard. Het is nog steeds vroeg in de ochtend en ik heb mijn innerlijke adrenaline voorraad alweer opgebruikt voor vandaag. Niet zen. De lucht is nog koel, en ik heb vandaag de luxe om te kiezen: me verder boos maken over de stand van de wereld of de olijfbomen snoeien, mulchen, en mijn angst voor insecten trotseren. Ik ga snoeien. Snoeien is zwaar werk. Maar de wereld op je schouders meesjouwen zonder enig resultaat — dát is pas vermoeiend. Bovendien hóéft het niet. Dat is misschien wel de grootste ontdekking van ons off-grid bestaan: dat ik de waanzin van de wereld ook gewoon even kan laten liggen.
Wil ik bijdragen, of me compleet terugtrekken? Mijn ambivalente geest zegt beide. De ene helft wil schrijven, duiden, woorden en beelden blijven geven aan mijn verontwaardiging en verwondering. Want mijn voorraad inspiratie en frustratie is nog lang niet op. De andere helft wil compost maken, snoeien en met eekhoorns praten. Een herhaling van zetten en levensvragen.
Vandaag geen revolutie. Vandaag ga ik mijn recht op nuttige werkeloosheid benutten.
Bronvermelding:
- Illich, Ivan. (1978). Ons recht op nuttige werkeloosheid. (vertaling van The Right to Useful Unemployment). Baarn: Wereldvenster.
- Illich, Ivan. (1971). Ontscholing van de maatschappij. (vertaling van Deschooling Society). Baarn: Wereldvenster.
Geef een reactie op frans.kaatje@telfort.nl Reactie annuleren